STU/eDIES – De invloed van beloopbaarheid op sociale interacties en buurtgehechtheid

Editie: 28 - CRISES

Published on: 18 november 2020

Auteur: S.H.L. (Steef) Gorissen

Jaar: 2020


Al enige tijd is het bekend dat lopen positieve gevolgen heeft voor lichamelijke, mentale en psychische gezondheid.  Dit is dan ook één van de redenen die de verbetering van beloopbaarheid in wijken en buurten stimuleert. Voorgaande studies keken echter nog niet zo zeer naar beloopbaarheid in relatie tot sociale interacties en buurtgehechtheid. Een van de grote uitdagingen van de toekomst is het bieden van gezonde leefomgevingen in alsmaar groter wordende stedelijke gebieden. De verwachting is dat omtrent het jaar 2030 80 procent van de populatie in Europa in stedelijke gebieden woont. Vanwege deze groei hebben steden in Europa een cruciale rol in het behouden en stimuleren van gezonde leefomgevingen voor inwoners. Het RIVM omschrijft een gezonde leefomgeving als een leefomgeving die veilig en attractief is, iedereen uitnodigt om contact te leggen met anderen, gezond gedrag stimuleert en prettig is om in te leven. In dit onderzoek is daarom de relatie tussen beloopbaarheid, sociale interactie en buurtgehechtheid onderzocht, met het oog op het behouden en stimuleren van gezonde leefomgevingen in stedelijke omgevingen voor de toekomst.

Begeleiders:

  1. ir. P.E.W. van den Berg
  2. ir. P.J.V. van Wesemael
  3. ir. T.A. Arentze

Onderzoeksmethode

Het onderzoek is gebaseerd op de verwachte verbanden weergegeven in Figuur 1. Deze verschillende verwachte verbanden vormden de basis voor de analyses uitgevoerd in het onderzoek. Deze figuur laat zien dat er verbanden verwacht worden tussen enkele onafhankelijke variabelen (persoonlijke kenmerken, huishoudelijke kenmerken, buurtkenmerken en beloopbaarheid van de buurt) en twee afhankelijke variabelen (sociale interacties en buurtgehechtheid). Voor dit onderzoek is gebruik­gemaakt van subjectieve data zoals ook Figuur 1 al weergeeft (tevredenheid met). Deze data is verzameld door middel van een enquête die verspreid is over heel Nederland. 309 personen vulden de enquête uiteindelijk in.

Figuur 1 Conceptueel Model

Het conceptuele model vormde de input voor de literatuurstudie. Na het afronden van deze literatuurstudie ontstond er een meer gedetailleerde versie van het conceptuele model dat gebruikt werd voor het testen van de verscheidene verbanden. Deze verbanden werden onderzocht door middel van bivariate analyses. Deze analyses resulteerden in significante en niet significante verbanden (relaties). De significante verbanden vormden de input voor het pad-model dat is opgezet in het softwareprogramma LISREL. Het voordeel van een pad-analyse is dat verschillende verbanden gelijktijdig benaderd worden, dit betekent dat alle verbanden gezamenlijk als een model getest kunnen worden. De vervolgstap was het model stapsgewijs kleiner maken door alle niet significante verbanden te verwijderen.

Databeschrijving

Voor het verzamelen van data omtrent de onafhankelijke variabelen zijn verschillende methoden gebruikt, zowel subjectief als objectief. Persoonlijke kenmerken zoals leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, werktijd per week, reistijd naar werk, inkomensniveau, etniciteit, persoonlijke gezondheid en persoonlijke mobiliteit zijn toegevoegd aan de enquête, omdat de literatuur aangaf dat er een verband bestond of dat er een kans was dat er een verband bestond. Deze kenmerken zijn getest door het stellen van open en gesloten vragen waarbij deelnemers hun sociaal-demografische kenmerken konden invullen. De sample bestond uit een groot aantal autochtone Nederlanders, hoogopgeleiden, bovengemiddeld inkomen en een middelhoge leeftijd.

De huishoudelijke kenmerken die in het onderzoek zijn meegenomen zijn: eigenaarschap van de woning, type woning, huishoudcompositie en de duur van wonen in de huidige woning. Hier geldt ook weer dat deelnemers antwoord konden geven in vorm van gesloten vragen en één open vraag voor de duur van wonen in de huidige woning. De sample bestond uit een verscheidenheid aan type, compositie en eigenaarschap. Ook de duur van wonen bevatte grote verschillen tussen verschillende deelnemers.

Buurtkenmerken zijn getest als een ‘tevredenheid met’-concept en bevatten o.a. tevredenheid met openbaar vervoer, faciliteiten, verkeer, veiligheid in de buurt, parken en speeltuinen. Er zijn ook een aantal buurtkenmerken die objectief zijn verzameld, zoals buurtinkomen en dichtheid van inwoners. Voor deze kenmerken zijn postcodegegevens gebruikt om data te verzamelen.

Voor het verzamelen van data omtrent beloopbaarheid zijn stellingen gebruikt uit de Neighbourhood Environment Walkability Survey (NEWS). Deze stellingen worden gebruikt om te testen welke score een deelnemer geeft aan de beloopbaarheid van zijn of haar woonbuurt. De verzameling van deze data geeft een subjectieve score weer. De tendens in de sample was dat deelnemers de beloopbaarheid in hun buurt een vrij hoge score gaven terwijl de gemiddelde score een goede beloopbaarheid aan gaf.

Voor het verzamelen van de data behorende tot de afhankelijke variabelen ‘tevredenheid met sociale interacties’ en ‘buurtgehechtheid’ zijn verschillende methodes gebruikt. Tevredenheid over sociale interacties is getest door deelnemers te vragen hoe tevreden zij waren met hun sociale interacties op basis van kwaliteit en kwantiteit. Voor het verzamelen van de data hoe buurt gehecht deze deelnemers waren is gebruikgemaakt van de 12-itemschaal van Williams & Roggenbuck. Deze schaal bevat 12 stellingen waarmee men kan testen hoe plaats gehecht een individu werkelijk is. Ook hier waren deelnemers veelal tevreden over sociale interacties, maar de buurtgehechtheidscores bevatten grotere verschillen onder de deelnemers.

Resultaten

Na de dataverzameling en de databeschrijving van de sample zijn de verschillende bivariate analyses  uitgevoerd. De bivariate analyses resulteerden in een aantal significante verbanden. Deze verbanden zijn verder onderzocht in de pad-analyse. De pad-analyse resulteerde in significante verbanden nadat de overige niet significante verbanden stapsgewijs zijn verwijderd. In Tabel 1 is een overzicht gegeven van de verscheidene significante verbanden die uit de pad-analyse naar voren kwamen.

Tabel 1 Resultaten pad-analyse

** Significant at 0.05 (t≥1.96)                                    * Significant at 0.1 (t≥1.65)

Tabel 1 laat duidelijk zien welke verbanden significant zijn. In de tabel zijn de gestandaardiseerde coëfficiënten weergegeven.  Een positieve coëfficiënt duidt een positief verband tussen afhankelijke en onafhankelijke variabelen aan, waar een negatieve coëfficiënt een negatief verband aanduidt. Duidelijk wordt dat er directe en indirecte verbanden zijn gevonden. Zo heeft ‘persoonlijke mobiliteit’ een direct verband met ‘sociale interactie’, maar ook een indirect verband met ‘buurtgehechtheid’ die ontstaat via het verband tussen ‘sociale interactie’ en ‘buurtgehechtheid’. De eerste kolom geeft de direct gevonden verbanden weer op ‘sociale interactie’, de tweede kolom geeft de direct gevonden verbanden weer op ‘buurtgehechtheid’ en de laatste kolom het totaal van direct plus indirect op ‘buurtgehechtheid’.

Duidelijk wordt dat persoonlijke mobiliteit, tevredenheid met verkeer, parken en speeltuinen, lage en medium dichtheid een positief verband hebben met sociale interactie. Dit geeft aan dat als elk van deze beschreven variabelen groter wordt, de gemeten sociale interactiescore (tevredenheid met sociale interactie) ook groter wordt. Er blijkt echter ook een negatief verband te zijn met de gemeten sociale interactiescore, die met sociaal-economische status (SES). Dit wil zeggen dat als een individu een sociaal-economische status heeft die lager is dan het gemiddelde in een woonwijk, de kwaliteit en kwantiteit aan sociale interacties lager scoort. Verder is te zien dat de variabelen vrijstaande woning en tevredenheid over verkeer positief gerelateerd zijn met buurtgehechtheid. Dit wil zeggen dat individuen, die aangeven in een vrijstaande woning te wonen of een hogere tevredenheid hebben over de verkeerssituatie in hun woonwijk, een hogere buurtgehechtheidscore aangeven. Verder hebben alle variabelen die een directe invloed hebben op sociale interactie zoals voorgaand beschreven ook een indirecte invloed met dezelfde richting (positief of negatief) op buurtgehechtheid.

Aan de hand van Tabel 1 wordt ook de invloed van beloopbaarheid duidelijk. Deze studie ging in op de onderlinge verbanden tussen beloopbaarheid, sociale interacties en buurtgehechtheid. De pad-analyse resulteerde in positieve bevindingen. Het is duidelijk zichtbaar in de tabel dat een positief verband is gevonden tussen subjectieve beloopbaarheid en sociale interactie maar ook met buurtgehechtheid. Ook resulteerde de pad-analyse in een positief verband tussen sociale interactie en buurtgehechtheid.

Conclusie en implicaties

Het onderzoek resulteerde in een pad-model dat de verscheidene verbanden tussen persoonlijke kenmerken, huishoudelijke kenmerken, buurtkenmerken en beloopbaarheid met sociale interacties en buurtgehechtheid weergaf. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat de interpretatie van beloopbaarheid van belang is voor de tevredenheid over de kwaliteit en kwantiteit van sociale interacties alsmede de buurtgehechtheid die individuen ervaren. Ook kwam in dit onderzoek naar voren dat er een verband is tussen tevredenheid over sociale interactie en buurtgehechtheid. De resultaten die in dit onderzoek worden beschreven, zorgen voor meer inzicht in de verbanden tussen beloopbaarheid, sociale interactie en buurtgehechtheid. Beleidsmakers maar ook gemeenten en ontwikkelaars kunnen de resultaten van deze studie gebruiken in hun streven naar betere leefomgevingen. Zij kunnen door meer focus te leggen op de interpretatie van beloopbaarheid en het stimuleren van deze subjectieve beloopbaarheid wijken of buurten creëren die uitnodigen tot lopen. Zo kunnen zij ook sociale interacties stimuleren tussen de buurtbewoners en bijdragen aan de buurtgehechtheid die inwoners hebben voor hun buurt of wijk. Door het correct afstemmen van deze maatregelen kunnen zij verscheidene aspecten stimuleren die alle gerelateerd zijn aan een gezonde leefomgeving waardoor zij dus ook indirect deze gezonde leefomgeving stimuleren. Iets wat van groot belang is om toekomstige woonwijken en buurten prettig te houden om in te leven.

 

 

 

Mail the editors