STU/EDIES – De invloed van park elementen op de voorkeuren van parkgebruikers – Virtuele parken geëvalueerd in een online keuzetaak

Editie: 28 - CRISES

Published on: 26 januari 2021

Steden staan voor grote uitdagingen. De groei van de populatie in steden blijft toenemen (UN DESA, 2018). Daarnaast creëren extreme weercondities, ten gevolge van klimaatveranderingen, problemen zoals wateroverlast in de stad (McKinney, 2008; Ren et al., 2008). De vraag is hoe we goede leefomstandigheden in de stad kunnen behouden. Stedelijk groen biedt hierin een oplossing. Het kan voor verkoeling zorgen tijdens hete periodes, dan wel water opvangen tijdens hevige regenbuien (Livesley et al., 2016). Daarnaast verbetert een groene leefomgeving het welzijn van de inwoners. Mensen komen tot rust als ze omringd zijn met natuur (Kaplan, 1995). Daarnaast prikkelen groene plekken sociale interacties (Richardson et al., 2013) en moedigen ze aan tot fysieke activiteit (Kaźmierczak, 2013). Toch is het onduidelijk hoe een groene plek, zoals een stedelijk park, het beste ingericht kan worden. Mijn onderzoek was daarom gericht op de volgende vraag: ‘Welke elementen in een park beïnvloeden de voorkeur van parkgebruikers en hoe beïnvloeden ze deze?’


Onderzoeksmethode
Als eerste is een literatuuronderzoek uitgevoerd om te ontdekken welke elementen een effect lijken te hebben op de voorkeuren van parkgebruikers. Deze elementen zijn besproken met een groep experts op het gebied van stedelijk groen. Hierop gebaseerd zijn uiteindelijk zeven elementen geselecteerd die in dit onderzoek zijn opgenomen, zie tabel 1.

Parkkenmerk Level
1 Aantal bomen Weinig bomen
Wat bomen
Veel bomen
2 Compositie van bomen Verspreid
In één cluster
In meerdere clusters
3 Straatmeubilair Wat bankjes
Veel bankjes 
4 Netheid  Geen afval
Een beetje afval 
Veel afval
5 Paden Een hoofdpad
Een hoofdpad en zijpaden
6 Speeltuin Geen speeltuin
Een speeltuin
7 Biodiversiteit Geen bloembedden
Bloembedden met één soort bloem
Bloembedden met meerdere soorten

Tabel 1. Overzicht van de parkelementen en de verschillende levels.

In een virtueel park zijn de verschillende kenmerken geïmplementeerd en gemanipuleerd om verschillende levels te realiseren, zoals het variëren van het aantal bomen en de compositie van deze bomen. Zo zijn uiteindelijk zestien verschillende park ontwerpen gecreëerd. Voor ieder park alternatief is een korte video gemaakt die een wandeling door het park toont. In figuur 1 is een screenshot te zien van de video van één van de zestien alternatieven.

  Figuur 1. Screenshot van de video van één van de park ontwerp alternatieven

In een online vragenlijst zijn de video’s gepresenteerd in een keuzetaak, waarbij de respondenten per keuzetaak moesten aangeven welk park van de twee video’s hun voorkeur had. Als de respondent geen voorkeur had, kon hij of zij de ‘geen voorkeur’ optie selecteren. Naast de keuzetaken waren vragen omtrent persoonlijke eigenschappen en welzijn opgenomen in de vragenlijst. De vragenlijst is verspreid onder panels van de Gemeente ’s-Hertogenbosch en Gemeente Eindhoven en op social media.  

Analyse
De voorkeuren zijn geanalyseerd in Stata, te beginnen met een multinomial logit model. Dit model schat een parameter voor elk parkelement wat uitdrukt hoe sterk het element de voorkeuren beïnvloedt. Daarna zijn de data geanalyseerd met een mixed multinomial logit model en een latent class model omdat deze modellen rekening houden met heterogeniteit. Het mixed multinomial logit model checkt of de invloed van een element sterk verschilt per individu. Het latent class model toont aan of de respondenten in groepen met vergelijkbare voorkeuren kunnen worden ingedeeld. Vervolgens kan gekeken worden of de geïdentificeerde groepen omschreven kunnen worden op basis van persoonlijke kenmerken.    

Resultaten
Uiteindelijk waren er 697 bruikbare reacties op de vragenlijst. De verhouding tussen mannelijke en vrouwelijke respondenten was ongeveer gelijk. Het grootste deel van de respondenten was Nederlands, maar er hebben ook mensen met een niet-Nederlandse identiteit gereageerd op de vragenlijst.  

Het multinomial logit model en het mixed multinomial logit model leverden vergelijkbare resultaten op. Daarbij toonde het mixed multinomial logit model dat er sprake was van heterogeniteit, aangezien er significante smaakverschillen werden gevonden voor enkele parkelementen. Daarom wordt nu alleen het mixed multinomial logit model besproken. Figuur 2 toont de resultaten van dit model.  

Figuur 2. Resultaten van het mixed multinomial logit model. De foutbalken geven de standaarddeviatie aan van elementen met significante smaakverschillen.

Uit het mixed multinomial logit model blijkt dat alternatieven met veel bomen vaak gekozen worden. Daarnaast worden bloembedden, met name met meerdere soorten bloemen, geprefereerd. Alternatieven waar alle bomen in één cluster zijn geplaatst worden niet gewaardeerd. Verder hebben veel bankjes en een speeltuin een significant positief effect op de voorkeuren. Als laatste laat het model zien dat de respondenten niet erg geneigd waren de ‘geen voorkeur’ optie te kiezen. 

Zoals gezegd was er ook sprake van heterogeniteit. Zo zijn er significante verschillen voor het effect van het aantal bomen, hoewel de waardering van een aantal bomen en veel bomen met name positief was. Daarnaast verschilden mensen in hoe terughoudend ze waren om de ‘geen voorkeur’ optie en alternatieven met bomen in één cluster te kiezen. Voor de aanwezigheid van zijpaden en een speeltuin en de afwezigheid van afval varieerde het effect van positief tot negatief. Sommige mensen waardeerden een speeltuin en/of zijpaden, terwijl anderen alternatieven met deze elementen juist niet verkozen. Voor sommigen mensen had de afwezigheid van afval een positief effect op hun voorkeur, terwijl het voor anderen een negatief effect had. 

Het latent class model laat ook zien dat er heterogeniteit is. De respondenten konden in twee groepen worden verdeeld. De voorkeuren van de eerste groep werden vooral beïnvloed door de aanwezigheid van bomen en bloemen. Daarnaast werden alternatieven met veel bankjes gewaardeerd, terwijl alternatieven met één boom cluster slecht werden gewaardeerd. Deze groep kon gelabeld worden als Natuur-liefhebbende groep. De voorkeuren van de tweede groep werden door alle elementen beïnvloed, behalve het element veel afval. De tweede groep waardeerde alternatieven met bomen en bloemen, maar daarnaast speelde de aanwezigheid van een speeltuin, bankjes en zijpaden en de afwezigheid van afval een rol. Daarbij had het element ‘één boom’ cluster een negatief effect, hoewel dit effect minder groot was dan voor de eerste groep, en werden alternatieven met meerdere boom clusters geprefereerd boven alternatieven met de bomen verspreid over het park. Deze groep kon de Voorziening-waarderende groep worden genoemd. 

Met logistic regression is gekeken of persoonskenmerken konden voorspellen of iemand tot de Natuur-liefhebbende groep of in de Voorziening-waarderende groep behoort. Over het algemeen hadden respondenten een grotere kans om in de Voorziening-waarderende groep te vallen. Daarnaast konden een aantal persoonskenmerken de groepsidentiteit voorspellen. Oudere mensen, mannen, mensen met een handicap, Nederlanders, mensen met een hogere onderwijs graad en mensen met een hoger inkomen of die niet wilden zeggen hoeveel ze verdienden, hadden een grotere kans om tot de Natuur-liefhebbende groep te behoren. Mensen met kinderen en met een hogere gezondheidsscore hadden een grotere kans om in de Voorziening-waarderende groep te vallen.  

“Natuurlijke elementen worden door iedereen gewaardeerd in een park, terwijl voorzieningen verschillend gewaardeerd worden”

Conclusie
Het onderzoek toont aan dat natuurlijke elementen in een park door vrijwel iedereen gewaardeerd worden. Dit is in lijn met eerder onderzoek (Arnberger & Eder, 2015; Nordh et al., 2011), hoewel het positieve effect van bloemen minder genoemd wordt in de literatuur. Daarnaast wordt het niet gewaardeerd als alle bomen in één cluster staan, waardoor er een groot grasveld open wordt gelaten. Dit is in lijn met eerdere onderzoeken die aantoonden dat een semi-open landschap meer gewaardeerd wordt dan een open landschap (Bjerke et al., 2006; Bullock, 2008). Verrassend genoeg heeft afval over het algemeen geen effect.

Alhoewel er smaakverschillen bestaan ten aanzien van het aantal bomen en de compositie van bomen, is de algemene tendens hetzelfde. Voor de voorzieningen zijn de beoordelingen meer tegenstrijdig. Voor sommige mensen zijn bijvoorbeeld een speeltuin en zijpaden belangrijk, terwijl anderen dit juist niet waarderen in een park. De Voorziening-waarderende groep prefereert alternatieven zonder afval, terwijl afval geen effect heeft op de voorkeuren van de Natuur-liefhebbende groep. Daarnaast waardeert deze groep parken met open plekken voor recreatie. 

Persoonlijke kenmerken kunnen voorspellen of iemand tot de Voorziening-waarderende of de Natuur-liefhebbende groep behoort. Zo hebben bijvoorbeeld mensen met kinderen een grotere kans om in de Voorziening-waarderende groep te vallen, de groep die onder andere de aanwezigheid van een speeltuin waardeert.   

Tot slot, natuurlijke elementen worden door iedereen gewaardeerd in een park, terwijl voorzieningen verschillend gewaardeerd worden. Persoonlijke kenmerken kunnen deels die verschillen verklaren. Het is daarom belangrijk om bij het ontwerp van een park rekening te houden met de eindgebruikers. De resultaten uit dit onderzoek kunnen vertaald worden naar richtlijnen voor beleidsmakers, ontwerpers en managers van de openbare ruimte. Eén ding staat vast: bomen en bloemen zijn belangrijk in een park!    

Begeleiders
Pauline van den Berg
Kynthia Chamilothori
Aloys Borgers
Minou Weijs-Perrée
Gamze Dane

References

Arnberger, A., & Eder, R. (2015). Are urban visitors’ general preferences for green-spaces similar to their preferences when seeking stress relief? Urban Forestry and Urban Greening, 14(4), 872–882. https://doi.org/10.1016/j.ufug.2015.07.005

Bjerke, T., Østdahl, T., Thrane, C., & Strumse, E. (2006). Vegetation density of urban parks and perceived appropriateness for recreation. Urban Forestry and Urban Greening, 5(1), 35–44. https://doi.org/10.1016/j.ufug.2006.01.006

Bullock, C. H. (2008). Valuing urban green space: Hypothetical alternatives and the status quo. Journal of Environmental Planning and Management, 51(1), 15–35. https://doi.org/10.1080/09640560701712242

Kaplan, S. (1995). The restorative benefits of nature: Toward an integrative framework. Journal of Environmental Psychology, 15(3), 169–182. https://doi.org/10.1016/0272-4944(95)90001-2

Kaźmierczak, A. (2013). The contribution of local parks to neighbourhood social ties. Landscape and Urban Planning, 109(1), 31–44. https://doi.org/10.1016/j.landurbplan.2012.05.007

Livesley, S. J., McPherson, E. G., & Calfapietra, C. (2016). The Urban Forest and Ecosystem Services: Impacts on Urban Water, Heat, and Pollution Cycles at the Tree, Street, and City Scale. Journal of Environmental Quality, 45(1), 119–124. https://doi.org/10.2134/jeq2015.11.0567

McKinney, M. L. (2008). Effects of urbanization on species richness: A review of plants and animals. Urban Ecosystems, 11(2), 161–176. https://doi.org/10.1007/s11252-007-0045-4

Nordh, H., Alalouch, C., & Hartig, T. (2011). Assessing restorative components of small urban parks using conjoint methodology. Urban Forestry and Urban Greening, 10(2), 95–103. https://doi.org/10.1016/j.ufug.2010.12.003

Ren, G. Y., Zhou, Y. Q., Chu, Z. Y., Zhou, J. X., Zhang, A. Y., Gou, J., & Liu, X. F. (2008). Urbanization effects on observed surface air temperature trends in north China. Journal of Climate, 21(6), 1333–1348. https://doi.org/10.1175/2007JCLI1348.1

Richardson, E. A., Pearce, J., Mitchell, R., & Kingham, S. (2013). Role of physical activity in the relationship between urban green space and health. Public Health, 127(4), 318–324. https://doi.org/10.1016/j.puhe.2013.01.004

UN DESA. (2018). 68% of the world population projected to live in urban areas by 2050, says UN. https://www.un.org/development/desa/en/news/population/2018-revision-of-world-urbanization-prospects.html

Mail the editors