STU/EDIES – De motieven van huurders in de sociale sector om over te gaan op aardgasvrij en het effect van informatievoorziening – Een onderzoek naar ‘’Programma Aardgas Vrije Wijken’’

Editie: 28 - CRISES

Published on: 30 december 2020

In het Klimaatakkoord heeft de overheid vastgelegd op welke wijze de verandering van het klimaat moet worden tegengegaan in Nederland (Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, 2019). De afspraken in het klimaatakkoord richten zich op vijf grote sectoren. Een van deze sectoren is de gebouwde omgeving. De gebouwde omgeving moet de kleinste reductie in de uitstoot van CO2 realiseren. Toch zal dit een enorme taak zijn die alle bewoners van Nederland zal gaan raken (figuur 1). Gebouweigenaren zullen hun gebouwen moeten gaan verduurzamen. Ook alle woningen zullen moeten worden aangepakt.  


Persoonlijk contact en ondersteuning zijn nodig om voldoende draagvlak te krijgen voor de uitvoering van de warmte- en energietransitie, inclusief het van het gas af gaan.

 

Figuur 1, duurzaamheidsopgaven gebouwde omgeving (Ministerie van Economische zaken, 2019)

Woningcorporaties zijn belast met de taak om grofweg een derde van de Nederlandse woningvoorraad te renoveren en de warmte- en energietransitie vorm te geven. Naar deze transitie wordt ook wel gerefereerd met de term van-het-gas-af. In de Nederlandse wet is vastgelegd dat huurders instemming moeten verlenen voor de uitvoering van renovatiewerkzaamheden (Jager, 2018). 70% van de bewoners van een complex moeten instemmen met werkzaamheden voordat deze kunnen worden uitgevoerd. Deze instemming van huurders is cruciaal voor woningcorporaties. Meer kennis en onderzoek is nodig om inzicht te verkrijgen in hoe huurders gemotiveerd kunnen worden om in te stemmen met de warmte- en energietransitie. Het is daarnaast interessant om te weten hoe deze factoren kunnen worden beïnvloed. De hoofdonderzoeksvraag van dit onderzoek is:
Wat zijn de beweegredenen van huurders om wel of niet in te stemmen met een van-het-gas-af renovatie van hun woning en hoe kunnen deze redenen worden beïnvloed door informatie voorziening?

 

Om deze vraag te kunnen beantwoorden is ten eerste een literatuurstudie uitgevoerd om inzicht te verkrijgen in de modellen die klimaatvriendelijk gedrag verklaren en in klimaatvriendelijke gedragsmotieven. In deze studie komen vele onderzoeken aan bod om individuele triggers en barrières      voor het vertonen van klimaatvriendelijk gedrag te onderscheiden. De goal-framing theorie stelt een integraal framework voor dat klimaatvriendelijke gedrag verklaart (Lindenberg & Steg, 2007). Deze theorie richt zich op hedonische (emoties en plezier), winst (persoonlijke middelen) en normatieve (gedragen conform sociale normen en waarden) doelen als motieven om zich op een bepaalde manier te gedragen. In literatuur wordt gesuggereerd dat financiële of economische motieven vaak bepalend zijn in het besluitvormingsproces van mensen om gedrag te veranderen in milieuvriendelijker gedrag (Dóci & Vasileiadou, 2015). Daarnaast wordt in verschillende onderzoeken geconcludeerd dat er veelal conflicten voorkomen tussen de verschillende gedragsmotieven, omdat hedonistische en winst motieven vaak niet verenigbaar zijn met normatieve doelen (Lindenberg & Steg, 2007). De meeste onderzoeken zijn uitgevoerd naar de motieven van bewoners of huiseigenaren met betrekking tot energiezuinige renovaties. Er is echter beperkt onderzoek gedaan naar de motieven van huurders.  

 

Daarnaast wordt in het literatuuronderzoek dieper ingegaan op antecedente interventiestrategieën die gericht zijn op het veranderen van gedragsmotieven. Hieruit blijkt dat elke persoon zijn eigen zorgen, behoeften en informatie voorkeuren heeft. Het effect van informatievoorziening op het feitelijk gedrag is moeilijk te meten. Toch blijkt uit meerdere onderzoeken dat kennis, toegang tot (aanvullende) informatie, herkomst en vorm van informatie wel degelijk effect kunnen hebben op gedrag. Daarnaast wordt benadrukt dat de sterkte van de hedonische, winstgevende en normatieve motieven van een persoon, de verwerking van en de focus  op bepaalde informatie beïnvloedt. Op basis van dit literatuuronderzoek wordt een conceptueel model voorgesteld, dat als basis dient voor de rest van dit onderzoek.

 

Om kennis en inzicht te verkrijgen over de motieven van huurders die hun bereidheid tot deelname aan van-het-gas-af projecten beïnvloeden, wordt een case study onderzoek gecombineerd met semigestructureerde interviews. Twee cases zijn geselecteerd voor dit onderzoek, ‘t Ven in Eindhoven en Overwhere-Zuid in Purmerend. In ‘t Ven wordt de all-electric renovatiestrategie toegepast. In Purmerend is in 2018 een energiezuinige renovatie uitgevoerd en de komende jaren volgt de van-het-gas-af transitie van deze wijk. Vanwege de verschillende kenmerken van de toegepaste van-het-gas-af strategieën, wordt verwacht dat andere gedragsmotieven een rol spelen in het besluitvormingsproces van huurders. Op basis van het conceptuele model is een interviewprotocol ontwikkeld. In totaal zijn 19 interviews afgenomen tussen 18 mei en 3 juni 2020. De transcripties van de interviews zijn gecodeerd met behulp van software programma Atlas ti. Het coderen van de data is gebruikt om data te ordenen in categorieën, thema’s en patronen van motieven en ervaringen. Op deze manier kunnen de resultaten worden onderzocht en geanalyseerd. 

 

De resultaten van het casestudy-onderzoek bevestigen dat de gedragsmotieven van huurders om toestemming te geven voor de van-het-gas-af transitie kunnen worden onderverdeeld in winst, hedonistische en normatieve motieven. Ten eerste, de winstgevende motieven van huurders zijn voornamelijk gericht op de financiële gevolgen van de transitie. Ten tweede, de meest voorkomende hedonistische motieven van huurders zijn comfort, ervaren van overlast en ongemak gedurende de werkzaamheden, elektrisch koken en het beschouwen van de transitie als noodzakelijk onderhoud. Als huurders een toename van comfort verwachten blijkt dit een belangrijke trigger te zijn om toestemming te geven. Daarnaast laten de resultaten zien dat hedonische motieven deels specifiek zijn voor een bepaalde transitiestrategie. Meer en andere negatieve gevoelens en emoties belemmeren huurders uit Purmerend ervan om in te stemmen met de aanleg van het warmtenet. Deze specifieke motieven zijn bijvoorbeeld twijfels over de duurzaamheid van de warmtebron en weerstand tegen de monopoliepositie van de warmteleverancier. Ten derde, de meerderheid van de deelnemers heeft aangegeven veel waarde te hechten aan natuur en milieu en het gevoel te hebben een persoonlijke bijdrage te kunnen leveren aan de beperking van klimaatverandering. Zeventien van de negentien deelnemers zien klimaatverandering als een probleem voor onze samenleving en toekomstige generaties. Deze resultaten laten zien dat er een solide basis is van normatieve motieven onder huurders om hun gedrag te veranderen om milieuvriendelijke redenen. Ten slotte, de voor- en nadelen van beide strategieën zijn dermate verschillend dat andere gedragsmotieven bepalend blijken te zijn in het besluitvormingsproces. Comfort en het beschouwen van de transitie als noodzakelijk onderhoud, zijn de meest voorkomende leidende motieven in de Eindhoven. In Overwhere-Zuid blijken de gevolgen voor de maandelijkse woonlasten en waarden gerelateerd aan natuur en milieu, de belangrijkste gedragsmotieven te zijn. Alle deelnemers uit Eindhoven hebben toestemming gegeven voor de uitvoering van de van-het-gas-af transitie en bijbehorende renovatie. In Purmerend is slechts één van de elf deelnemers bereid toestemming te geven. Uit deze resultaten kan worden afgeleid dat een voorgesteld pakket aan maatregelen een balans moet bieden tussen voor- en nadelen, om huurders te motiveren toestemming te geven voor de van-het-gas-af transitie.

 

Het informatieproces en de manier waarop informatie door huurders wordt verwerkt, heeft invloed op het gedrag en de gedragsmotieven van huurders. Hoe en welke informatie wordt verwerkt wordt beïnvloed door de toegepaste antecedent interventiestrategie, persoonlijke informatiebehoeften, toegang tot (aanvullende) informatie en informatie en gedrag van mensen uit de eigen omgeving. Het informatieverwerkingsproces wordt beïnvloed door de persoonlijke focus voor bepaalde informatie. Deze focus is het gevolg van hun gedragsmotieven. Tevens blijkt dat het informatieproces als negatief wordt ervaren door huurders indien zij een grote behoefte hebben aan aanvullende informatie. Tot slot blijkt uit de resultaten van de Overwhere-Zuid case dat het felle maatschappelijk debat over biomassa voor meer weerstand ten aanzien van de aanleg van het warmtenetwerk zorgt. Het versterkt gevoelens van twijfel en onzekerheid. Uit de resultaten blijkt dat het belangrijk is om oog te hebben voor de persoonlijke situatie van huurders en waar mogelijk maatwerk te bieden. Er moet aandacht worden besteed aan het feit dat alle huurders verschillende gedragsmotieven en (informatiebehoeften hebben. Persoonlijk contact en ondersteuning zijn nodig om voldoende draagvlak te krijgen voor de uitvoering van de warmte en energie transitie, inclusief het van het gas af gaan. Dat vraagt de inzet van mensen en middelen om samen tot een geslaagde uitvoering van de warmte- en energietransitie te komen. 

 

Bronnen

Dóci, G., & Vasileiadou, E. (2015). “Let’s do it ourselves” Individual motivations for investing in renewables at community level. Renewable and Sustainable Energy Reviews, 49, 41–50. https://doi.org/10.1016/j.rser.2015.04.051

Jager, G. (2018). Draagvlak voor energiebesparing.

Lindenberg, S., & Steg, L. (2007). Normative, gain and hedonic goal frames guiding environmental behavior. Journal of Social Issues, 63(1), 117–137. https://doi.org/10.1111/j.1540-4560.2007.00499.x

Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. (2019). Klimaatakkoord. Den Haag, The Netherlands. Retrieved from https://www.klimaatakkoord.nl/binaries/klimaatakkoord/documenten/publicaties/2019/06/28/klimaatakkoord/klimaatakkoord.pdf

Mail the editors