Wonen in het post-coronatijdperk

Editie: 28 - CRISES

Published on: 07 januari 2021

  1. Inleiding  

De omgeving waarin woningeigenaren opereren is aan grote veranderingen  onderhevig. De coronacrisis heeft het ‘ondenkbare’ werkelijkheid doen worden. In de vele reflecties op deze heftige crisis wordt de samenhang met de verstoring van  ecologisch systeem veelvuldig genoemd. Overconsumptie, globalisering  en afnemende  biodiversiteit bedreigen de natuur, inclusief ons zelf. Volgens sommige deskundige  is de coronacrisis slechts een voorbode van grotere, volgende crises (Figuur 1). De  uitdaging is niet alleen om het risico op zoönotische uitbraken – en de daarmee  samenhangende economische recessies- te voorkomen, maar ook om de  klimaatcrisis en het verlies aan biodiversiteit tegen te gaan (zie o.a. Ten Bos, 2020).

Als gevolg van de lockdown zaten we van de een op de andere dag opgesloten in  ons huis, dat voor velen nog slechts een uitvalsbasis was voor reizen naar werk,  sport, ontspanning en verre vakanties. Nu herontdekken we de andere kwaliteiten van onze woning. De woning als veilige plek die ons moet beschermen tegen de  boze buitenwereld, als centrum voor een scala aan activiteiten en als knooppunt  van onze relaties in de buurt. We herijken als het ware de complexe gebruikswaarde van onze woning.  

In mijn dissertatie “Sturen op klantwaarde” (Smeets, 2010) laat ik zien dat een  gebruiker c.q. huurder van een woning pas tevreden is als er een samenhangend  geheel van kwaliteiten geleverd wordt op drie niveaus: dat van de privé ruimte, de  semi-openbare ruimte en de openbare ruimte. 

Ik zal in het navolgende ingaan op de complexe kwaliteit van het wonen in het licht  van de huidige coronacrisis. Allereerst bespreek ik het belang van de woning als  ‘activiteitencentrum’. Vervolgens ga ik in op de mate waarin de woning in de  toekomst ‘bescherming en beschutting’ kan bieden. Daarna zal ik het ‘belang van  de buurt’ verkennen en tot slot de veranderende rol van de woning als ‘uitvalsbasis’.

Figuur 1 coronacrisis als voorbode van andere crises

  1. De woning als activiteitencentrum  

 

Tijdens de coronacrisis is gebleken dat de woning hét toevluchtsoord bij uitstek is. Mensen keren zelfs terug naar hun geboorteland. De woning wordt geacht  bescherming en beschutting te bieden tegen dood en verderf. Alle activiteiten moeten plotseling in een beperkte ruimte plaatsvinden in en rondom huis: het  dagelijks huishouden, werken, leren, zorgen, sporten en recreëren. Huishoudens  hebben plotseling een zee van tijd in een beperkte ruimte.
Voor de vele eenpersoonshuishoudens is het thuisblijven ook een strijd tegen eenzaamheid. Voor de meerpersoonshuishoudens is de uitdaging niet minder groot.  Met name gezinnen met kinderen dienen thuiswerken of studeren te combineren met het lesgeven aan en bezighouden van de kinderen op een beperkt aantal vierkante meters. Vaak geen onverdeeld genoegen en aanleiding tot stress of zelfs huiselijk geweld.  Wanneer er zieke huisgenoten zijn, is het probleem nog nijpender.
Dit maakt de vraag naar de minimale oppervlakte van woningen opnieuw actueel. Is een woning van 40 m² nog wel geschikt voor bewoning? Hoe kunnen alle  activiteiten gecombineerd worden in een te kleine woning? Thema’s als minimum grootte, neutraliteit, flexibiliteit en levensloopbestendigheid komen opnieuw op de agenda van ontwikkelaars en architecten te staan.  

Of moet de oplossing gezocht worden in een andere visie op semi-openbare ruimtes? Moeten er niet grotere en beter uitgeruste gemeenschappelijke ruimtes in woongebouwen komen waar thuiswerkers een rustige werkplek kunnen huren en waar sociale contacten op een veilige manier kunnen plaatsvinden?
Probleem is dat vierkante meters geld kosten. Veel alleenstaanden hebben al een hoge woonquote omdat ze met één inkomen relatief veel woonruimte  consumeren. De extra kosten van semi-openbare ruimtes kunnen door hen vaak niet opgebracht worden. Deze zullen dus anders gedragen moeten worden. Aanpassing van het huurtoeslag stelsel (begrip ‘zelfstandige woning’ aanpassen), vermindering van de verhuurdersheffing, dekking uit middelen van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning of andere bronnen zullen de kosten moeten dekken. 

 

  1. De woning als bescherming en beschutting  

De achterliggende problemen worden tijdens de coronacrisis eveneens voelbaar: klimaatverandering leidt tot hittestress, watertekort of juist overlast door hevige regenval. De beschuttingsfunctie van de woning komt steeds meer onder druk te staan.
Tijdens de diverse hittegolven afgelopen jaar regende het klachten bij verhuurders over de kwaliteit van het binnenklimaat. De verwachting is dat de frequentie van hittegolven zal toenemen.  

Figuur 2: Hittekaart Eindhoven  

Het bestrijden van hittestress is actueel, zeker in een stad als Eindhoven, die tot de  meest hete plekken van Nederland behoort.
De meest voor de hand liggende maatregel is het verbeteren van het binnenklimaat op woning- en gebouwniveau door ventilatie en koeling. Natuurlijke ventilatie is te prefereren. Er wordt geen of nauwelijks extra energie gebruikt en ze vermindert het risico op langdurige aanwezigheid van virussen in de binnenruimte. Mechanische ventilatie is vaak onvermijdelijk, zeker als de buitentemperatuur hoger is dan de gewenste binnentemperatuur. Deze oplossingen zijn vaak duurder. Slimmere oplossingen kunnen wellicht de kosten beperken en hebben een geringere milieubelasting. De warmte-absorptie van het woongebouw kan door maatregelen aan dak en gevel beïnvloed worden: 

  • Kleurgebruik met name aan de gevels; hoe lichter de kleur, hoe minder absorptie.
  • Gevels en daken met zonnepanelen absorberen minder warmte.  
  • Groene daken en gevels isoleren beter, houden water vast, en leveren een bijdrage aan de biodiversiteit.  

Dergelijke ingrepen door de vastgoedeigenaar dragen ook bij een grotere biodiversiteit.  

In de buitenruimtes (privé, semi-openbaar of openbaar) kunnen schaduwrijke  plekken aangelegd worden. De aloude pergola is relatief eenvoudig aan te brengen. Daarnaast kan het planten van bomen en heesters schaduwrijke plekken creëren. Deze natuurlijke oplossingen zijn vaak goedkoper dan zonwering. Bovendien wordt ook hiermee biodiversiteit bevorderd. Bij nieuwbouw is het scala aan mogelijkheden nog groter. Bij de ‘Trudo-toren’ wordt zelfs een verticaal bos ontworpen met een grote variëteit aan planten en bomen.  

Een tweede uitdaging is het bestrijden van wateroverlast en het vasthouden van water voor droogte perioden. Het bestrijden van overlast door teveel water in huis kan voorkomen worden door de infiltratie van de bodem te verbeteren. Te veel verharding rond de woning of het woongebouw belemmert dit. Het onttegelen en vergroenen van de buitenruimte vergroot het infiltratievermogen. Om verdroging in hitteperiodes te voorkomen is juist het bergen van water nodig. In de privé buitenruimte kan dit boven-of ondergronds.
De wateropvang in de openbare ruimte is op velerlei wijze mogelijk. Wadi’s (Water Afvoer Drainage en Infiltratiesystemen) zijn relatief goedkoop en vaak ook achteraf aan te leggen. Ook door de toepassing van infiltratiekratten kan water tijdelijk opgeslagen worden.

Groene daken tenslotte dragen bij aan de tijdelijke berging van water. Naar analogie van het smart grid voor elektriciteit kan door een smart flow control systeem het  water op daken slim opgeslagen en afgevoerd worden als waterbuffer in een  bepaald gebied. De buurt als watermachine (Rotterdam, 2018).

 

  1. Belang van de buurt  

De coronacrisis heeft ook het belang van de woonomgeving zichtbaar gemaakt. Huishoudens zijn genoodzaakt veel tijd in en rond de woning te besteden. De  woonomgeving wordt plotseling het substituut voor (verre) vakanties. Er vonden veel spontane burgerinitiatieven plaats waarbij bewoners van diverse  leeftijdsgroepen het verblijf in hun directe omgeving leefbaar probeerden te houden. Deze variëren van traditionele burenhulp tot de aanleg van moestuinen en  zelfs buurtzwembaden. Dit maakt de potentie van zelforganiserende netwerken opnieuw zichtbaar. De herwaardering van de buurt als leef- en leerplek biedt  mogelijkheden voor betrokkenen, gebruikers, eigenaren en gemeente. Voorwaarde is wel dat de verhouding tussen privé en openbare ruimtes (en eventueel gebouwen) opnieuw gedefinieerd dient te worden. Er zullen meer semi-openbare ruimtes en gebouwen ontwikkeld dienen te worden Zo kunnen er servicepunten komen waar mensen corona-proof kunnen werken, elkaar op afstand kunnen ontmoeten en waar goederen en diensten uitgewisseld kunnen worden. Ook  kunnen er ontmoetingsplekken, speeltuinen, moestuinen en faciliteiten voor buitensport gerealiseerd worden (Zie ook Verhaeghe, 2020)

Het gezamenlijk onderhouden en beheren van gebouwen en openbare ruimtes is niet alleen leerzaam en ontspannend, maar vergroot ook de sociale cohesie en versterkt de natuurbeleving. Daarmee kan voorkomen worden dat de een beperkte groep zich deze ruimtes gaat toe-eigenen.

 

  1. De woning als uitvalsbasis  

De afstand tot het werk was tijdens de coronacrisis nog nauwelijks van betekenis.  Het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid  verwacht dat we in het post-corona tijdperk zo’n 2 dagen thuis blijven werken. Als we meer thuiswerken wordt de woonwerkafstand minder belangrijk. Bij een gelijkblijvende reistijd per week kunnen huishoudens verder van hun werk gaan wonen. Bij de aanleg en uitbreiding van de infrastructuur kan hiermee rekening gehouden worden.  

Locaties buiten de stedelijke centra worden dan aantrekkelijker. Voorwaarde is wel  dat de bereikbaarheid voldoende is. Ook moet de kwaliteit van het buitengebied  geen bedreiging vormen voor de gezondheid van de (nieuwe) bewoners. Helaas  kennen zoönosen als COVID-19 geen geografische grenzen; erger nog, op het ‘platteland’ treffen we vaak de bron voor een volgende pandemie aan. Tussen 2007  en 2011 kropen we al door het oog van de naald toen er een Q- koorts epidemie uitbrak (Drenthen, 2020). Nog steeds is de intensieve veehouderij een potentiële bron van volgende pandemieën. De vogelgriep dreigt een volgende calamiteit te worden. De kwaliteit van het ecologische systeem is wellicht een beter criterium bij het kiezen van een toekomstige woonlocatie dan de hoeveelheid groen of natuur. Het in Tilburg  gevestigde centrum voor duurzame ontwikkeling, Telos, brengt al jaren de kwaliteit  van ecosystemen met behulp van een set van indicatoren zoals de kwaliteit van  bodem, lucht, water, biodiversiteit e.d. in kaart (Telos/ PON, 2020).  Er wordt ook rekening gehouden met hinder en calamiteiten. Uit onderstaande kaart blijkt dat in het stedelijk gebied  de kwaliteit van het ecosysteem vaak beter is dan in het buitengebied (hoe lager  de score des te slechter de kwaliteit van het ecosysteem). Wonen buiten de stad is dus niet altijd de oplossing. 

Figuur 3 Het ecologisch kapitaal in COROP gebieden Z.O Brabant  

 

Meer thuiswerken heeft ook kostenconsequenties. De vergoeding voor het  inrichten van een werkplek (inrichting, onderhoud, infra), kan gecompenseerd  worden door lagere reiskosten-vergoedingen of door fiscale vergoedingen.

 

  1. Samenwerken  

Een toekomstige woonkwaliteit kan – net zoals voor de coronacrisis – slechts door de samenwerking van meerdere stakeholders gerealiseerd worden. Met name de gemeente zal samen met ontwikkelaars, eigenaren en bewoners moeten acteren. Door een integrale aanpak van woning, gebouwen, omgeving, infrastructuur en natuur kan in het post-coronatijdperk een duurzame woonkwaliteit gecreëerd worden.
De gemeente wil hierbij als aanjager van vernieuwing dienen (Rotterdam, 2018, Eindhoven 2020). Zo probeert de gemeente Eindhoven ondernemers, ontwikkelaars, bewoners en anderen te inspireren tot de aanleg van groen en blauw in de woonomgeving. Ook de gemeente Rotterdam richt zich tot woningcorporaties om samen de stad klimaatbestendig te maken. In haar rol als uitvoerder kan de gemeente haar onderhoudsplanning beter afstemmen op de onderhoudsplanning van woningeigenaren. Diverse soorten onderhoud door eigenaren kunnen gesynchroniseerd worden met het periodiek en  vervangingsonderhoud door de gemeente.
In de praktijk verloopt de samenwerking tussen vastgoedontwikkelaars, eigenaars en gemeenten moeizaam. Het is aan te bevelen om z.g. risicodialogen te voeren. Bij deze dialogen kunnen de kwetsbaarheden en risico’s in beeld gebracht en de opgaves, de maatregelen en de mogelijkheden van afstemming bij de uitvoering geformuleerd worden. In principe kunnen dezen op elk schaalniveau (straat, complex, buurt, wijk, stad) gevoerd worden.
Tot slot kan een gemeente bij het afgeven van vergunningen en het afsluiten van convenanten voorwaarden stellen aan verduurzaming.  

Kortom de gewenste complexe woonkwaliteit is alleen gezamenlijk te realiseren.

 

  1. Literatuur  

– Drenthen, Martin (2020). Hek De ethiek van de grens tussen boerenland en natuurgebied.  Noordboek natuur.  

– Gemeente Eindhoven (2020). op naar een groen(er) Eindhoven  

– Gemeente Rotterdam (2018). We passen ons aan. Een uitnodiging aan Rotterdamse  woningbouwcorporaties om samen onze stad klimaat-bestendig te maken. 

– Smeets, Jos (2010) Sturen op klantwaarde. Dissertatie TUE Bouwstenen 137 Eindhoven.  

– Ten Bos, Rene (2020) De Coronastorm. Hoe een virus ons verstand wegvaagde. Boom  Amsterdam.  

-Telos/ PON (2020) Nationale monitor duurzame gemeenten 2020. Tilburg.

-Verhaeghe Paul (2020) Houd afstand. Raak me aan. De Bezige Bij, Amsterdam.

Mail the editors