Van sloopkogels en explosieven naar nullen en eentjes

Editie: 26

Published on: 30 april 2019

Om heel eerlijk te zijn; Ik was een beetje teleurgesteld de eerste keer dat ik met een groot sloopwerk in aanraking kwam. Natuurlijk, zo’n grote kraan die een betonnen casco kapot ‘knabbelt’ is spectaculair. Maar de tijd van die grote metalen sloopkogel of – nog spectaculairder – het aftellen tot een grote explosie ligt achter ons. In ons volgebouwde Nederland is demonteren de nieuwe norm. Het voorkomt overlast, en belangrijker; materialen en grondstoffen kunnen beter worden hergebruikt. Maar alleen demonteren is niet meer voldoende. Om de bouwopgave die Nederland voorstaat mogelijk te maken is de volgende stap noodzakelijk.  


De bouwsector gebruikt meer grondstoffen dan welke sector dan ook. Maar liefst 50 procent van alle grondstoffen die wereldwijd gebruikt worden, zijn bestemd voor de bouw. In Nederland is dat jaarlijks zo’n 250 miljoen ton aan materiaal. Bij de productie van die bouwmaterialen komt bovendien veel CO2 vrij. 40 procent van alle uitstoot wereldwijd wordt veroorzaakt door de bouwsector.

Reden genoeg dus om eens kritisch naar onszelf te kijken. Temeer omdat we in Nederland een gigantische bouwopgave hebben. Alleen al in de woningbouw moeten er – op basis van de nationale woonagenda – tot 2025 ruim 700.000 woningen zijn toegevoegd. Dat zijn 75.000 woningen per jaar. Terwijl  de huidige productie nog geen 55.000 woningen per jaar is.

Holle marketing

Een grote (bouw)opgave en een groeiend besef van de impact die onze huidige manier van bouwen heeft op milieu en grondstoffen; geen wonder dus dat er veel aandacht is voor duurzaamheid en dus circulariteit. Bovendien, behoud van onze aarde en het voorkomen van verspilling, wie kan daar nou tegen zijn?! En dus formuleert iedereen mooie doelstellingen, publiceren partijen gelikte visiedocumenten en schieten de congressen over circulariteit als paddenstoelen uit de grond.

Leuk en gezellig, maar echt dichterbij komt de circulaire economie er niet door. Sterker nog, al dat gepraat is juist de grootste bedreiging van de circulaire economie. Want hoe meer er over gesproken wordt, hoe wolliger het begrip wordt. Overigens is het al bepaald geen eenvoudig begrip; er schijnen meer dan 114 definities te zijn. Als we niet oppassen wordt circulariteit – net als duurzaamheid – een holle marketingterm.

Een echte systeemverandering bewerkstelligen we alleen als we circulariteit meetbaar maken. Dit kan bijvoorbeeld door het registreren van materialen. Als een materiaal geregistreerd is kunnen we het volgen, en kan dus worden onderbouwd wat er gedurende de levensloop mee gebeurt. Is het materiaal elders opnieuw toegepast of via recycling teruggebracht? Of is het geëindigd in de verbrandingsoven? Dat biedt uiteindelijk de bedrijfseconomische kansen die ervoor kunnen zorgen dat de circulaire economie gaat ‘vliegen’. Als een materiaal aantoonbaar circulair en/of duurzaam is, is het meer waard. Zeker als die materialen op basis van wetgeving worden voorgeschreven. Een grotere vraag betekent hogere waarde, en dat is in het geval van hergebruikte materialen hard nodig om vaak hoge arbeidskosten te compenseren.

Materialenpaspoort

Het registreren van materialen komt steeds vaker voor. Het materialenpaspoort voor gebouwen is een veelbesproken item en steeds meer gebouwen worden op deze manier vastgelegd. Simpel gezegd wordt het BIM model van een object omgezet naar een database waarin vermeld staat welke materialen een gebouw bevat. Nu blijft het vaak nog bij registratie, maar uiteindelijk zal dit moeten leiden tot een meer weloverwogen keuze voor het toepassen van een materiaal, bijvoorbeeld door het toepassen van materialen die al gebruikt zijn en/of het gebruik van materialen die op nieuw kunnen worden gebruikt.

Omdat deze materialen geregistreerd zijn kun je er een bepaalde waarde aan toerekenen. Zo krijgt een gebouw dus een marktwaarde in gebouwde staat, en een marktwaarde van de materialen die het bevat.

Dit is op zich niets nieuws. De positieve of negatieve waarde van de materialen die in een gebouw zitten is een belangrijk onderdeel van het vak van de sloopaannemer. Wie beter in staat is om de materialen te verwaarden kan een werk voor een scherpere prijs aannemen en heeft dus een voordeel ten opzichten van zijn concurrent.

De gebouwen die wij met onze sloopwerken ‘tegenkomen’ hebben vrijwel nooit een materialenpaspoort. Onze afdeling calculatie maakt dus op basis van tekeningen en soms een inspectie ter plekke een inschatting van welke materialen we tegen gaan komen, en hoe deze te demonteren zijn. Een materialeninventarisatie dus feitelijk.

Hoe nauwkeuriger en vroeger in het (sloop)proces deze inventarisatie gemaakt kan worden, hoe beter wij in staat zijn om een hoogwaardige toepassing te vinden voor de materialen in het gebouw.

Het in BIM zetten van een bestaand gebouw, om het daarna om te zetten in een materiaalpaspoort kost helaas enorm veel tijd en dus geld. Er zijn gelukkig steeds meer pragmatische oplossingen om een materialenpaspoort te maken van een bestaand gebouw. Met partners zoals Re Use Materials zijn we nu pilotprojecten aan het uitvoeren waarbij een gebouw weken voordat we gaan slopen volledig wordt ingemeten. Dankzij speciaal ontwikkelde software ontstaat een nauwkeurig materialenpaspoort en op basis van dit paspoort zoeken we naar hoogwaardige toepassingen. Voor materialen die geschikt zijn voor direct hergebruik wordt in een tweede inspectie uitgevoerd die een nog hoger detail niveau vastgelegd.

Material driven design

Ook hiervoor geldt; Het in kaart brengen is belangrijk, maar alleen als je er daarmee ook aan de slag kunt. Nu is de database nog beperkt van omvang, net als de vraag. Op termijn zullen de materialenpaspoorten van panden die de komende maanden of zelfs jaren gesloopt zullen worden digitaal beschikbaar gemaakt moeten worden. Concreet wil dat zeggen dat alle materialen zichtbaar zijn in een grote digitale ‘bak’, en zodoende direct inzichtelijk voor bijvoorbeeld bouwers, ontwikkelaars en architecten. De gebouwde omgeving wordt dan letterlijk een groot materialendepot waarvan precies inzichtelijk is wanneer het beschikbaar komt en architecten kunnen gaan ‘tekenen’ met de materialen die beschikbaar komen vlak bij hun bouwplaats, op het moment dat zij gaan bouwen. Het ultieme Material driven design…

Losmaakbaarheid

En over aan de slag gaan gesproken, als de materialen niet zo worden gemonteerd dat ze ook weer redelijk kunnen worden gedemonteerd schieten we er weinig mee op. Als sloper zien wij veel te vaak mooie, goed herbruikbare materialen die zo verwerkt zijn dat ze alleen met grof geweld los kunnen worden gemaakt. Dat beperkt de mogelijkheden voor hergebruik enorm. Materialen die verlijmt zijn met andere materialen worden zo vaak ‘rest’ en dat is eeuwig zonde. Die losmaakbaarheid is nog niet te vangen in een norm of meeteenheid, gezond boeren verstand blijft dus belangrijk in de bouw…

Mail the editors